Met Fokko Bosker op zoek naar de bruine vuurvlinder

0

Dansende vlinders boven de berm zijn voor de wandelaar net zo verkwikkend als een koele slok water op een warme dag. It Fryske Gea zet alles op alles om de vlinders een steuntje in de rug te geven. Een heel bijzonder gebied is de Liphústerheide (Lippenhuisterheide). Ik ga er op een zonnige ochtend op zoek naar de minnespelende bruine vuurvlinder. Een open doekje.

Tekst: Fokko Bosker
Foto’s: Dico de Klein

De Liphústerheide is een bijzonder heidegebied omkranst door de bossen van Beetsterzwaag, Hemrik en Lippenhuizen. Een besloten terrein bestaande uit natte en droge heide waar slechts een wandel- en fietspad doorheen loopt zodat er weinig versto- ring optreedt. Het is dan ook een gebied dat zich bij uitstek leent voor een bonte verscheidenheid aan planten en dieren. De natte heide met vennetjes is een ideale omgeving voor de gewone pad, groene kikker, heikikker, bruine kikker, ringslang en adder. De drogere plekjes zijn aantrekkelijk voor de levend- barende hagedis. Daarnaast jagen er in de schemering diverse vleermuissoorten boven de heide, hebben buizerds horsten in de bomen aan de rand en duikt er veelvuldig een ree op.

Het mag ‘mijn achtertuin’ zijn, ik woon aan de Compagnons- feart in Lippenhuizen op een steenworp van de heide, vervelen gaat het nooit. Een wandeling vanuit de bosrand naar de heide is altijd weer anders, omdat de omstandigheden nooit hetzelfde zijn. Dat kan met de eigen gemoedstoestand te maken hebben, maar ook met het tijdstip, de tijd van het jaar, de kleurschake- ringen in het landschap of de geur van kruidige grassen en bloeiende heide. Vanaf de kant van Lippenhuizen is er op de Ald Hearrewei een kleine parkeerplek ingericht. Het is echter makkelijker om in Beetsterzwaag of Olterterp te parkeren en dan een stevige wan- deling vanaf de Zandlaan naar de brug over het Alddjip te maken en vervolgens het achterliggende heidegebied vanaf het zandpad te verkennen. Op het fietspad liggen al jaar en dag schelpen waar kalkminnende planten zoals rondbladig winter- groen en stijve ogentroost van profiteren. Op drogere plekken in de heide groeit kraaiheide en stekelbrem, in de nattere gebiedjes gedijt de gewone dopheide met haar tere lichtroze kelkvormige bloemen.

In augustus en begin september ligt er over het heideveld een paarse gloed. Op het zandpad liggen soms ringslangen te zonnen, tijdens een rondje hardlopen stapte ik bijna pardoes op een behoorlijk exemplaar. Dat was schrikken voor ons beiden. De slang kronkelde de berm in en na een paar keer diep adem- halen kon ik de laatste vijf kilometer naar huis in draf afleggen. Het is alom bekend dat de vlinderstand drastisch achteruit holt. Gelukkig zijn ze er nog wel: de kleurrijke fladderaars die het buitenleven veraangenamen. De vlinders dansen me ook nu tegemoet. In een pas de deux cirkelen twee bruine vuurvlinders gepassioneerd om elkaar heen. Wentelen, draaien, zwieren, stij- gen en dalen terwijl ze steeds sneller om hun as lijken te tollen. Ademloos kijk ik toe. Dit is ballet van de bovenste plank. In een theater zou een klaterend applaus op zijn plek zijn, hier volsta ik met een gepreveld ‘mooi’. Terwijl ik het zandpad afloop naar de Liphústerheide is het direct raak. Gelukkig hoef ik niet lang te zoeken. Ook witjes en geeltjes melden zich op het podium en fladderen over de Ald Hearrewei met vrije vluchtelementen die hen van grashalm, naar brandnetel naar boomtak brengen. Soms landen ze even om roerloos met de vleugels gespreid op adem te komen.

Het is ook perfect weer. Lekker warm, de zon prikt door de hoge sluierbewolking heen waarachter het blauw van de lucht schemert. Niet te veel wind, de heide in bloei. Ik zet een paar passen van het zandpad af de heide op en luister en observeer. Een specht klopt op een dode boom, in de verte boven de bos- rand cirkelt een klagend roepende buizerd. Er is wat geroezemoes van hoog overvliegend vliegverkeer, maar zelfs de krekel klinkt daarbovenuit.

De bruine vuurvlinder is gelukkig niet zo zeldzaam als het verloren gewaande familielid ‘de grote vuurvlinder’, die als uitge- storven werd beschouwd. Een ondersoort die alleen in Neder- land voorkwam en in 1914 in Scherpenzeel plotseling opdook nadat een onderwijzer zijn schoolkinderen met vlindernetten op pad had gestuurd. Jac. P. Thijsse schrijft in zijn verhaal ‘De Groote vuurvlinder’: ‘….een prachtig dier, anderhalf maal zoo groot als de Kleine. Het mannetje is aan de bovenzijde hele- maal rood, voorvleugels, zowel als achtervleugels; alleen de ran- den en een paar kleine vlekjes op de voorvleugels zijn donker. Het wijfje heeft op de vleugels veel zwarte vlekken, op de manier van den Kleinen Vuurvlinder.’ In de Rottige Meenthe en de Brandemeer in het Tsjongerdal houdt deze kolos onder de vuurvlinders al bijna een eeuw stand. It Fryske Gea heeft bij natuurgebied het Easterskar zelfs een slenk uitgegraven om stapstenen te creëren vanuit de Tsjonger naar het laagveenmoe- ras zodat de vuurvlinder zich ook daar kan vestigen.

De bruine vuurvlinder mag vergeleken met grote broer dan een onderdeurtje zijn, mooi is de Lycaena tityrus zeker. Het manneje is donker, de wijfjes zijn goed te herkennen aan de geel- rode vleugels met sterk contrasterende zwarte vlekken. In Centraal- en Zuid-Europa komt de bruine vuurvlinder vrij algemeen voor, in Nederland is de soort als kwetsbaar op de rode lijst vermeld. De dagvlinder is sterk afgenomen door factoren die alles te maken hebben met de versnippering van natuurgebieden zoals graslanden, heiden en venen, de verdroging en de grootschalige, industriële landbouw met hoge stikstof uitstoot tot gevolg.

Het steekt bij vlinders allemaal vrij nauw. De eerste generatie vlinders die al in mei uitvliegt is vooral afhankelijk van de nectar van braamstruiken, terwijl de tweede generatie die in juli en augustus het zwerk kiest vooral struikhei, gewone dophei, akkerdistel en tijm prefereert. De eitjes worden gelegd op de steel van met name veldzuring, die algemeen voorkomt, en schapenzuring die vooral in begraasde, schrale heidevelden te vinden is. Geen slechte keuze want zuring is een gezonde wilde groente die in Duitsland als soep en in België als stamp- pot wordt gegeten. Rijk aan vitamine A, B, C, D en E. Je moet er alleen niet te veel van eten, dan kun je last van nier- en blaasstenen krijgen door de hoge concentratie oxaalzuur.

Na de paring gaat het vrouwtje op zoek naar een geschikte afzetplaats voor de eitjes, waarbij ze cirkelend boven de vegetatie vliegt. De rupsen van de tweede generatie groeien
in de nazomer en herfst en overwinteren halfvolgroeid tussen dorre bladeren in de strooisellaag. In het voorjaar beginnen ze met waar ze gebleven waren en eten als Rupsje Nooitgenoeg verder totdat ze in de tweede helft van april gaan verpoppen. De rups is groen, soms met rozerood.

De mannetjes verschijnen enkele dagen tot een week eerder dan de vrouwtjes en verdedigen een territorium vanaf een nectarplaats. De dichtheid is vrij hoog, soms 24 tot 32 vlinders per hectare. Bij warm weer zoeken ze actief naar vrouwtjes

en houden lange patrouillevluchten in een gebied ter grootte van enkele honderden vierkante meters. Regelmatig vinden
er confrontaties plaats, waarbij mannetjes in een razendsnelle vlucht om elkaar heen dwarrelen, soms zelfs met drie manne- tjes tegelijk. Wat ik zag terwijl ik over de heide liep was dus geen liefdesballet, maar een vorm van krijgskunst. De uiterste vliegdatum is 11 oktober. De soort houdt aardig stand op de Veluwe en in Drenthe en doet vandaar uit ook Zuidoost-Frys- lân aan. De hoogste dichtheden worden gevonden in droge heideterreinen met een voorkeur voor beschutte, zonnige plekken zoals veldjes langs rietkragen, bosranden of struweel. De vlinder heeft een grote warmtebehoefte en zit dan ook in Nederland aan zijn noordwestelijke grens.

Om de soort op peil te houden zijn kruidenrijke bermen, extensieve begrazing van voormalige landbouwgronden als de voedselrijke bovenlaag eerst is verwijderd en een aanbod van voldoende nectarplanten van groot belang. De vlinder is niet heel erg mobiel, vrouwtjes zijn ondernemender dan mannetjes en leggen op zoek naar geschikte afzetplaatsen voor de eitjes grotere afstanden af, maar ook die reis is nooit meer dan enkele kilometers verwijderd van de plek waar ze uit hun cocon krui- pen. Tijdens de paring trappelt het vrouwtje met de achterpo- ten en de vlinders openen en sluiten de vleugels langzaam en gelijkmatig. Dat oogt als de perfecte liefdesdaad.

Zelf eropuit?

Door de Liphústerheide lopen geen wandelpaden. Het natuurterrein is grotendeels privébezit en niet
vrij toegankelijk. In het oostelijke deel van het natuur- terrein bezit It Fryske Gea een strook van zes hectare heide.

De Zandlaan, de toegangsweg naar de Liphústerhei- de, begint bij de Van Harinxmaweg in Beetsterzwaag tegenover Harinxmastate. De Zandlaan loopt een kleine twee kilometer door het bos om na de beek het Koningsdiep over te gaan in de Ald Hearrewei. Bezoekers kunnen de auto parkeren aan het begin van deze Zandlaan. Op de kruising van de Ald Hear- rewei en de Bûtewei aan de zuidkant van het gebied is beperkte parkeergelegenheid, bereikbaar door vanaf de Sweachsterwei de Bûtewei in te rijden in tegenovergestelde richting van Terwispel. Deze weg gaat na ruim een kilometer over in een gedeeltelijk verharde weg. Parallel aan Zandlaan en Ald Hearewei is een met schelpen verhard fietspad aangelegd.

Voor meer informatie en een overzichtskaartje kijkt u op: www.itfryskegea.nl

Delen.

Laat een reactie achter