Ik rij op de N259 van Lemmer naar Balk, een tweebaansweg. Voor me een tractor met balen stro, achter mij een donkerblauwe BMW 5 serie die steeds over de middenstreep rijdt, op zoek naar ruimte om in te halen. Ik word er helemaal onrustig van. Bij de eerste de beste mogelijkheid geeft de BMW gas en demarreert uit ons groepje. Niet veel later passeert een tegenligger, er trekt een rilling door me heen. Een kleine kilometer verder bij de rotonde tussen Sondel en Wijckel, staan we alle drie te wachten.
Die ochtend op het parkeerterrein bij de supermarkt eenzelfde tafereel. Het is me toch een partij krioelende auto’s en als ik aan het inparkeren ben, word ik betoeterd van alle kanten (‘Mens, schiet op!’) en suizen de auto’s rakelings langs de motorkap.
Eind september kwam het adviesrapport vanuit de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) uit met de titel: ‘Op de rem! – Voorbij de hypernerveuze samenleving.’ Met daarin aandacht voor de doorslaande prestatiedruk (op werk, school en vrije tijd), de druk van versnelling (alles moet sneller en oh wee als je niet bereikbaar bent!) en doorgeschoten individualisme.
Alsof we collectief verleerd of vergeten zijn wat vertragen is. Om bewust ruimte te maken om te lummelen. Stil staan. Even niets doen. Niet productief hoeven zijn. Geen telefoon, dreigende deadline of torenhoge verwachting. Niet meer met zijn allen buiten adem te leven, maar collectief uithijgen.
Ik word er helemaal kriegel van, dat hypernerveuze gedoe. En toch, ik doe er zelf net zo hard aan mee. Mijn mail checken terwijl ik op de wc zit, de lat zo hoog leggen dat ik er zelf niet meer overheen kan springen. Ook ik zwalk over de middenstreep als het me allemaal weer eens niet snel genoeg gaat. Maar diep van binnen hou ik van kalm aan. Lekker langzaam. Gewoon een beetje aanrommelen.
Daarom rij ik regelmatig op de N259, neem ik de afslag Sondel, door naar Nijemirdum en Oudemirdum, om uit te komen bij het Rysterbosk. Met de sprookjesachtige beuken en eiken, de kronkelende paadjes en mijn lievelingsbankje aan de rand van het bos met uitzicht over de velden.
Waar tijd lijkt te vertragen en te verdichten, waar mijn ademhaling verdiept en ik ogen en oren tekortkom om alle pracht in me op te nemen. Een plek om te dolen en te dwalen, totaal niet bezig zijn met wat er allemaal schijnbaar moet maar helemaal op te gaan in het moment.
En het mooie is, het bos heeft geen haast, doet niet hypernerveus en is ook niet bezig om het beste bos te zijn. Het bos is. De natuur is. Door alle seizoenen heen, jaar in jaar uit hetzelfde ritme: ontkiemen, groeien, oogsten en rusten.
Misschien is de kantoortuin toch niet zo’n slecht idee.
En die BMW-rijder? Wie weet had hij haast om rust te vinden. Daar kan ik hem geen ongelijk in geven.

